- Laat kaarsen nooit zonder toezicht branden.
- Plaats een brandende kaars nooit in de buurt van kinderen en dieren.
- Plaats kaarsen op een onbrandbare onderzetter of in een onbrandbare houder. Het spreekt voor zich dat de kaars stevig moet staan en niet mag omvallen.
- Doof een kaars nooit met water! Doof de kaars bij voorkeur met een kaarsendover. Dit voorkomt spatten kaarsvet op tafellaken, kleding, e.d. Als u geen kaarsendover hebt, blaas dan voorzichtig en houdt uw hand achter de vlam.
- De pit mag niet langer zijn dan 1 cm. Een langere pit kan voor walmen en flakkeren zorgen. Knip de pit zonodig af voordat u de kaars aansteekt.
- Plaats een kaars nooit bij gordijnen of andere brandbare objecten. Het is tenslotte open vuur, voorzichtigheid is daarom altijd geboden.
- Plaats de kaars (ook een afgevuld glas) op een onbrandbare onderzetter.
- Zet de kaars niet op de tocht. Een kaars die op de tocht staat walmt en druipt altijd.
- Plaats de kaars op een onbrandbare onderzetter of in een onbrandbare houder.
- Snij de randen regelmatig af.
- Plaats kaarsen minimaal 10 cm. uit elkaar. Kaarsen die te dicht bij elkaar staan verhitten elkaar onderling, waardoor ze kunnen gaan druipen.
- Plaats kaarsen altijd rechtop. Een kaars die scheef staat druipt en walmt altijd.
- Blaas de kaars uit als deze nog maar 1 cm van de bodem verwijderd is. Door de warmte-ontwikkeling kan het glas anders springen.
- Dit is de brandduur in uren. Dit is nooit precies te bepalen omdat de brandduur ook bepaald wordt door de omgevingstemperatuur, tocht en de gebruikte pit.
- Plaats het theelicht in een rechaud met ventilatieopeningen. Een kaars heeft zuurstof nodig om te branden. Zonder zuurstof dooft de kaars. Bovendien kan bij onvoldoende ventilatie de temperatuur in het rechaud oplopen.
- Boven de 30ยบ Celsius kan de kaars gaan smelten (vervormen). Plaats de kaars in de zomer dus niet in de volle zon of in een serre waar de zon op staat.
- Verplaats een brandende kaars niet.